Wat is de betekenis van Neg(ge)?

2024-04-19
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Neg(ge)

ook nek, eg, egge, mnd. egge, ohd. ecka, hgd. Ecke, ags. ecg, ono. egg = punt, scherpe kant, zwaard, hoek; eng. edge ook = zelfkant. Nu = de zelfkant van geweven goed, oorspr. scherpe kant, rand, ook hoek. Dialect, ook zelfeg. De n moet verklaard worden als ontstaan door verbogen lidw. of b.nw. vóór den klinker, zooals (n)aars, (n)oem...