nederdalen
('ne:dər) (daalde neder, is nedergedaald) naar beneden dalen : (Jezus) die nedergedaald is ter helle; de ballon daalde vlug neder. Tgst. opstijgen.
Jozef Verschueren (1930)
('ne:dər) (daalde neder, is nedergedaald) naar beneden dalen : (Jezus) die nedergedaald is ter helle; de ballon daalde vlug neder. Tgst. opstijgen.
Dr. L. Brouwers (1928)
Werkwoord: dalen, nederkomen, nederzakken, nederzijgen, nederdalen, neerstijgen, vallen, ter aarde vallen, dauwen, druipen, biggelen, regenen, hagelen, sneeuwen, rijzen (Zn.), afrijzen (Zn.), afrijzelen, afritselen (Zn.), rijselen, rijzelen (Zn.), afzijgen, afhellen, afruisen, afreuzelen (Zn.), afglijden, afglipperen, afwentelen, afrollen, z...
J.H. van Dale (1898)
(daalde neder, is nedergedaald), naar beneden dalen: de ballon daalde snel neer; een God die op aarde is neergedaald; in de groeve nederdalen; Jezus daalde neder ter helle. NEDERDALING, v. (-en), het nederdalen : de nederdaling van Christus in de hel.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: