Wat is de betekenis van Neder?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

neder

neder - Bijwoord 1. neer nèder - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) gelofte Woordherkomst [bijwoord] (erfwoord) van het Middelnederlandse woord [zelfstandig naamwoord] van Hebreeuws

2024-03-29
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Neder

zie neider.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Neder

adv., del, omleech, nei ûnderen.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Neder

gewoonlijk neer.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

neder

('ne:dər) 1. bn. Veroud. laag, alleen nog in samenstellingen : Nederlanden. 2. bw. naar beneden : ter -; op en -. → op. Opm. Neder vormt met vele werkwoorden scheidbare samenstellingen : nederbuigen, boog neder. heeft nedergebogen; nederdrukken. -houden, -ploffen. -storten. -tuimelen, -vellen, -werpen, -zien, -zinken, -zweven.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

neder

neer.

2024-03-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Neder

gewoonlijk NEER, bw. naar beneden, naar omlaag (in samenstellingen); ter neder, omver, naar beneden : ter neder werpen; op en neder, van boven naar beneden en omgekeerd: op één dag loop ik die trap wel honderdmaal op en neer; — (ook) van het eene eind tot het andere : de straat, de kamer op en neer loopen. (Neder, neer vormt tal...