natuurlijk
natuurlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. uit de natuur afkomstig natuurlijk - Bijwoord 1. vanzelfsprekend. Woordherkomst Afgeleid van natuur met het achtervoegsel -lijk Antoniemen onnatuurlijk
Nederlandstalige WikiWoordenboek
natuurlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. uit de natuur afkomstig natuurlijk - Bijwoord 1. vanzelfsprekend. Woordherkomst Afgeleid van natuur met het achtervoegsel -lijk Antoniemen onnatuurlijk
Nederlands woordenboek voor onderwijs
natuurlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: na-tuur-lijk 1. alles wat te maken heeft met de natuur ♢ ik hou van een natuurlijke versiering met de kerst 1. een natuurlijke dood sterven [niet vermo...
AUTEUR VAN HET BRIDGE WOORDENBOEK - "BRIDGE OPZOEKBOEK" (UITGAVE 1998)
1. Van een bod: lengte (of steun) in de geboden kleur belovend of (SA-bod) een min of meer evenwichtige hand, terwijl niet tegelijkertijd een andere boodschap wordt overgebracht. In enge zin is een bod alleen ‘natuurlijk’ als daarmee een voorstel wordt gedaan het bod tot eindcontract te laten worden. In ruime zin worden diverse forcing biedingen oo...
Art & Architecture Thesaurus
natuurlijk - In algemene zin, zijn oorsprong hebben binnen de normale samenstelling en werking van zaken zoals die in de natuur worden aangetroffen, en die nauwelijks of geen enkele menselijke bewerking hebben ondergaan. Verwijst in specifieke zin naar blaasinstrumenten zonder kleppen, toetsen of andere mechanische voorzieningen voor het veranderen...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
bn. en bw. (-er, -st), 1. op de natuur betrekking hebbend; 2. door de natuur voortgebracht of gevormd, niet kunstmatig: een natuurlijke magneet; natuurlijke grenzen; natuurlijke steen, natuursteen; talud, helling die af gegraven grond aanneemt als men hem aan de natuur overlaat: de steilte van het talud hangt af van de samenstelling van de grond;...
Friesch woordenboek
adj. & adv., natuerlik, eigenaerdich; een -e dood sterven, jins eigen dea stjerre; (adv.), fansels.
Nederlands woordenboek (7e druk)
bn. bw. (-er, -st), 1. op de natuur betrekking hebbend: natuurlijke historie, dier-, planten delfstofkunde; natuurlijke godsdienst; 2. door de natuur voortgebracht of gevormd: een natuurlijke magneet; natuurlijke grenzen; natuurlijke steen, natuursteen; — natuurlijk talud, helling die afgegraven grond aanneemt, als...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
bn. bw. (-er, -st), van de natuur, op de natuur betrekking hebbend: natuurlijke historie, dier-, plant- en delfstofkunde; natuurlijke godsdienst, zie natuurgodsdienst; — door de natuur voortgebracht of gevormd: een natuurlijke magneet; natuurlijke grenzen; — de natuurlijke dag, van zonsoptot zonsondergang; — zooals de natuur het m...
Gerelateerde zoekopdrachten