Wat is de betekenis van narigheid?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

narigheid

narigheid - Zelfstandignaamwoord 1. ellende, verdriet, penarie, troosteloosheid, sores, malheur, pijn, rottigheid. Hij vertelt Job niet waarom hem de narigheid is overkomen. Woordherkomst afgeleid van narig met het achtervoegsel -heid Verwante begrippen armoe, ellende, misè...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

narigheid

narigheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: na-rig-heid 1. akelige toestand ♢ ze hebben de laatste tijd veel narigheid meegemaakt Zelfstandig naamwoord: na-rig-heid de narigheid de nari...

2024-03-29
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

narigheid

zie slingerschijt.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

narigheid

dronkerigheid, aakligheid; benarde toestand; naarheid.