Wat is de betekenis van narekenen?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

narekenen

narekenen - Werkwoord Woordherkomst samenstelling van na(voorzetsel) en rekenen(werkwoord) Uitdrukkingen en gezegden ♦ op zijn vingers kunnen narekenen zeer makkelijk kunnen nagaan Synoniemen checken, nagaan Antoniemen voorrekenen

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Narekenen

v., neirekkenje, -siferje.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Narekenen

(rekende na, heeft nagerekend), 1. het bedrag van iets berekenen; 2. een gemaakte berekening of een vermeld feit nagaan om zich van de juistheid er van te vergewissen of een fout op te sporen: er moet een fout in zijn, reken het nog eens na; als je mij niet gelooft, moet je mij maar narekenen; 3. nagaan: als ik eens nareke...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

narekenen

rekende na, h. nagerekend (iets nagaan om het bedrag er van te berekenen; een gemaakte berekening of een vermeld feit nagaan, om zich van de juistheid der opgave te vergewissen): iets op zijn vingers kunnen d.i. zeer gemakkelijk kunnen nagaan.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

narekenen

('na:) (rekende na, heeft nagerekend) 1. nagaan om te berekenen: als ik nareken hoeveel van die knappe lui reeds verdwenen zijn. 2. nagaan of iets juist berekend is: een optelling -. → vinger. 3. in de berekening nagaan: ik verkies niet door hem te worden nagerekend.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

narekenen

(rekende na, heeft nagerekend), 1. iets nagaan om het bedrag ervan te berekenen; 2. een gemaakte berekening of een vermeld feit nagaan om zich van de juistheid ervan te vergewissen of een fout op te sporen: er moet een fout in zitten; reken het nog eens na; als je mij niet gelooft, moet je mij maar narekenen; dat kun je wel op je vingers narekenen...

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Narekenen

Narekenen (rekende na, heeft nagerekend), het bedrag van iets berekenen; — nagaan: als ik eens nareken hoeveel knappe lui daar geleefd hebben; dat kunt ge wel op je vingers narekenen, dat kunt gij met zekerheid weten; — nog eens rekenen: er moet eene fout in zijn, reken het nog eens na; als gij mij niet gelooft, moet gij mij maar narek...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)