Wat is de betekenis van nakomeling?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nakomeling

nakomeling - zelfstandig naamwoord uitspraak: na-ko-me-ling 1. iemand die een bepaalde ander als voorouder heeft ♢ opa Elvis is gestorven zonder nakomelingen Zelfstandig naamwoord: na-ko-me-ling de nakomeling...

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nakomeling

afstammeling.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nakomeling

s., neikom(me)ling; goede -en krijgen, bêst skaeije.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nakomeling

m. en v. (-en), 1. hij die na iem. gekomen, geboren is, afstammeling; 2. (mv. en collect.) nageslacht.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nakomeling

m. en v. nakomelingen ([hij, die na iem. geboren wordt als] afstammeling; in bet mv. nageslacht): de koning stierf zonder mannelijke nakomelingen.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nakomeling

(na'ko:məling) m. (-en; -etje) afstammeling, meestal zonder dichter familiebetrekking: -en verwekken; zijn -en, zijn nageslacht. Syn. ➝ afkomeling.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nakomeling

m. (-en), 1. hij die na iemand gekomen, geboren is, afstammeling; 2. (mv. en coll.) nageslacht.