nakomeling
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
m. en v. (-en), 1. hij die na iem. gekomen, geboren is, afstammeling; 2. (mv. en collect.) nageslacht.
Muiswerk Educatief (2017)
nakomeling - zelfstandig naamwoord uitspraak: na-ko-me-ling 1. iemand die een bepaalde ander als voorouder heeft ♢ opa Elvis is gestorven zonder nakomelingen Zelfstandig naamwoord: na-ko-me-ling de nakomeling...
M. J. Koenen's (1937)
m. en v. nakomelingen ([hij, die na iem. geboren wordt als] afstammeling; in bet mv. nageslacht): de koning stierf zonder mannelijke nakomelingen.
Jozef Verschueren (1930)
(na'ko:məling) m. (-en; -etje) afstammeling, meestal zonder dichter familiebetrekking: -en verwekken; zijn -en, zijn nageslacht. Syn. ➝ afkomeling.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-en), 1. hij die na iemand gekomen, geboren is, afstammeling; 2. (mv. en coll.) nageslacht.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: