Wat is de betekenis van Nagelaar?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

nagelaar

(19e eeuw) (Barg.) valsaard; oneerlijk iemand. In eerste instantie iemand die ‘nagelt’ bij het knikkeren, d.i. de knikker met de nagel van de duim voortschieten. Een voorbeeld daarvan vinden we terug in de ‘Camera Obscura’ (uit 1883) van Nicolaas Beets: „Een nagelaar is hij ...: wat kan de maatschappij goeds of edels v...

2024-04-20
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Nagelaar

(Bargoens) iemand die oneerlijk speelt; valsaard. In eerste instantie iemand die nagelt bij het knikkeren, d.i. de knikker met de nagel van de duim voortschieten, hetgeen een bewijs is van onbedrevenheid. Een voorbeeld daarvan vinden we terug in de ‘Camera Obscura’ (uit 1883) van Nicolaas Beets: ‘Een nagelaar is hij: wat kan de m...

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Nagelaar

(Barg.) een jongen, die oneerlijk speelt, vooral knikkert

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nagelaar

m. (-s), 1. iem. die nagelt bij het knikkeren; 2. (Barg.) valsaard.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nagelaar

m. nagelaars (jongen, die onbedreven is in het knikkeren).

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nagelaar

('na:gəla:r) m. (-s) hij die nagelt.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

nagelaar

nagelaar - m., (argot), een jongen, die oneerlijk speelt, vooral knikkert.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Nagelaar

Nagelaar m. (-s), iem. die nagelt bij het knikkeren; iem. die niet eerlijk knikkert; valschaard.

Gerelateerde zoekopdrachten