nachtgezicht, nachtspook
(1908) (scheldw.) lelijk of slordig gekleed iemand. Syn.: bietebauw*. • Nachtspook; afzichtelijk mensch; slordig gekleede vrouw; eerloos en vuil persoon. (A. de Cock: Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk. 1911) • Nachtspook. o. Afzichtelijk vuil vrouwspersoon. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek....