Wat is de betekenis van Nabob?

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Nabob

[Eng., van Hindi nawwab, van Arab. na'ib = afgevaardigde] oorspr.: bep. mohammedaans bewindhebber onder Mongolenbewind; zeer rijk iemand.

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Nabob

rijk man

2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nabob

onderkoning; rykaard.

2024-03-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Nabob

stadhouder van de Mogol; rijk (geworden) persoon; vooral in „De Oost” rijk geworden.

2024-03-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

nabob

nabob, rijkaard.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nabob

(<Port.-Arab.), m. (-s), eig. onderkoning, gouverneur in het rijk van de Grote Mogol; (fig.) iem. die in Indië rijk geworden is: de millioenen van de oude nabob.

2024-03-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Nabob

oudt.: onderkoning van de Grootmogol (India); thans fig.: in tropen rijk geworden persoon; algemener: schatrijk man.

2024-03-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

nabob

m. stadhouder; (ook:) zeer rijk man.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

NABOB

(eigenlijk Nawâb, afgezant, plaatsvervanger) heette in het rijk van de groot-mogol in Voor-Indië een provinciale gouverneur, ondergeschikt aan de stadhouder van een groot landschap. Na de val van genoemd rijk bleef de titel toegekend aan hen, die zich als vazallen onderwierpen aan de Britse heerschappij, terwijl sinds de 18de eeuw...