nabijheid
nabijheid - Zelfstandignaamwoord 1. het nabij-zijn 2. directe omgeving Woordherkomst afgeleid van nabij met het achtervoegsel -heid Verwante begrippen proximiteit
Word vandaag nog lid van Ensie
Wiktionary (2019)
nabijheid - Zelfstandignaamwoord 1. het nabij-zijn 2. directe omgeving Woordherkomst afgeleid van nabij met het achtervoegsel -heid Verwante begrippen proximiteit
Muiswerk Educatief (2017)
nabijheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: na-bij-heid 1. gebied om iets heen ♢ in de nabijheid van ons huis zijn drie scholen Zelfstandig naamwoord: na-bij-heid de nabijheid Synoniemen omgeving, omt...
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., neite; hier in de —, hjir by om; in de — van ..., by ... om.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. de hoedanigheid van nabij te zijn: de nabijheid van de dood; 2. ruimte dichtbij iem. of iets: in de nabijheid van de stad; kom inaar niet te dicht in zijn nabijheid.
M. J. Koenen's (1937)
v. (het dichtbijzijn): hij woont in de nabijheid van Maastricht, in de omtrek; uw nabijheid hindert mij, tegenwoordigheid.
Jozef Verschueren (1930)
v. 1. Algm. het nabij zijn: de van de dood; Frans' hinderde hem. 2. Metn. omgeving: in devan de kerk; er is iemand in de -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v., 1. de hoedanigheid van nabij te zijn (in ruimte of tijd); profeet in de nabijheid van God; 2. ruimte dichtbij iemand of iets: in de nabijheid van de stad; kom maar niet te dicht in zijn nabijheid.
J.H. van Dale (1898)
Nabijheid v. korte afstand: in de nabijheid van de stad; kom maar niet te dicht in zijne nabijheid.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.