Wat is de betekenis van naar?

2025-01-23
Woordenboek Nederlands - Marokkaans Arabisch

Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press

2025-01-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-01-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

naar

naar - voorzetsel 1. in de richting van ♢ we gaan naar Amsterdam 2. in overeenstemming met ♢ het huis is naar zijn idee ingericht 1. alles gaat naar wens ...

2025-01-23
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Naar

De familienaam Naar is afkomstig uit de Nederlandse Antillen en Suriname.

2025-01-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Naar

1. praep., nei; (volgens), neffens; — bed, op bêd; — huis, op nei hûs, nei hûs (ta), op hûs oan, yn. 2. adj. & adv., aeklich, aeklik.

2025-01-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-01-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-01-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Naar

bn. bw. (-der, -st), 1. akelig, ijselijk, treurig, droevig, slecht: nare geschiedenissen; een naar verhaal; wij beleven nare tijden; — hij is er naar aan toe, is erg ziek, verkeert in een ongunstige toestand; — naar weer; 2. benauwend, somber: de nare nacht; de stad scheen geheel verl...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-01-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

naar

I. bn., bw.; naarder, naarst (akelig; treurig; onaangenaam, vervelend): het is naar weer; nare tijden; ik voel mij zo naar; hij is er naar aan toe, erg ziek, arm enz.; wat een nare vent! II. vz. (1 in de richting van; 2 volgens, overeenkomstig; 3 wat betreft): 1. zij gaan naar school, naar de kerk; 2. handel naar mijn woord; zij heet naar haar moe...