Wat is de betekenis van Naamval?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

naamval

naamval - Zelfstandignaamwoord 1. (taalkunde), (grammatica) een buigingsvorm van een naamwoord, lidwoord of telwoord die de functie van dat woord in de zin aangeeft In het Duits worden vier naamvallen onderscheiden, namelijk de nominatief, de genitief, de datief en de accusatief. Woord...

2024-04-25
Begrippen Over taal

Taaladvies (2017)

Naamval

Een naamval is een buigingsvorm van een naamwoord, lidwoord of telwoord, die de functie van dat woord in de zin aangeeft. Daarnaast wordt de term 'naamval' ook wel gebezigd om de verschillende functies zelf aan te duiden. Naamvallen komen voor bij zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en voornaamwoorden. In het hedendaags...

2024-04-25
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Naamval

(m.), syn. casus; de buigingsvorm van een woord, waardoor de functie van het woord in de zin wordt aangegeven.

2024-04-25
Termenlijst taaluniversum

NN (2000)

Naamval

Een naamval is een buigingsvorm van een naamwoord, lidwoord of telwoord, die de functie van dat woord in de zin aangeeft. Daarnaast wordt de term `naamval` ook wel gebezigd om de verschillende functies zelf aan te duiden. Naamvallen komen voor bij zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en voornaamwoorden. In het hedendaags...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

naamval

elk v/d vorme van naamwoord wat sy betrekking tot ander woorde in volsin aandui.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Naamval

s., fal.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Naamval

m. (-len), (taalk.) elk der vormen van een naamwoord die zijn betrekking tot andere woorden in de volzin aanduiden.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Naamval

(taalk.), vorm die de betrekking der naamwoorden aanduidt; het Ned. heeft 4, het Lat. bv. 6 N.-len.