Wat is de betekenis van naamloos?

2024-04-16
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

naamloos

naamloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. anoniem, geen naam hebbend, niet ondertekend met een naam. Het was een naamloze vluchteling. Woordherkomst afgeleid van naam met het achtervoegsel -loos

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

naamloos

naamloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: naam-loos 1. van wie of wat de naam niet bekend is ♢ ik heb een naamloos mailtje ontvangen 1. een naamloze vennootschap [bedrijf dat niet de naam draagt...

2024-04-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

naamloos

sonder naam; sonder naamtekening, anoniem.

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Naamloos

adj., nammeleas, sûnder namme.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Naamloos

bn. bw., 1. niet getekend, anoniem: een naamloze brief; 2. naamloze vennootschap of maatschappij, handelsvennootschap die niet de naam draagt van een of meer der vennoten, doch haar benaming ontleent aan haar doel: de naamloze vennootschap heeft een maatschappelijk kapitaal verdeeld in aandelen, waarin elk der...

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

naamloos

I. bn. (1 zonder naam; niet getekend, anoniem; 2 van gevoelens, enz.: onuitsprekelijk groot, sterk; overstelpend): 1. een naamloze brief; een naamloze vennootschap, thans: ondernemingsvorm, waarbij eigendom en leiding zijn gescheiden en een maatschappelijk kapitaal, verdeeld in aandelen, de maatstaf is v. d. rechten, de verplichtingen en het risico...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

naamloos

('na:m) bn. (...loze) en bw. 1. zonder naam: een ...loze brief. Syn. anoniem. 2. onuitsprekelijk (groot), overstelpend: lijden; ...loze ellende; gelukkig.