Naaldvisschen
Zeenaalden, beenvisichen m/ langen snuit, waartoe o.a. het → zeepaardje behoort.
J. Kramer (1908)
klasse der Beenvisschen, orde der Troskieuwigen, familie der Vergroeidkakigen. Het lichaam is rolrond of zijdeling ingedrukt, voorzien van een enkele rugvin, van kleine borstvinnen, en zonder buikvinnen. Bij Syngnatus acus L. heeft het mannetje een eierzak in de staartstreek; bij Syngnatus (Nerophis Kp.) ophidion L., die aan de noorden westkust van...
Anthony Winkler Prins (1870)
De naaldvisschen behooren tot de orde der Troskieuwigen (Lophobranchii); zij zijn lang, slank, aalvormig, doch met langwerpige knobbelstrepen bedekt. Zij hebben geene tanden, en hun bek is in geopenden toestand trompetvormig. De neusgaten bevinden zich digt bij de oogen, en de kieuwopeningen liggen schier op den rug. De eijeren worden onder den bui...
I.M. Calisch (1864)
Naaldvisschen, m. mv. geslacht van troskieuwige visschen. *...VORMIG, bn. zie NAALDENVORMIG.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: