Wat is de betekenis van mouth?

2024-04-20
Yiddish Slang

Fred Kogos (1966)

Mouth

(unflattering) Pisk (moyl: mouth).

2024-04-20
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

mouth

I. mond, muil, bek; monding; give mouth, aanslaan [honden]; give mouth to, uitspreken, uiten, vertolken; make mouths, (lelijke) gezichten, een scheve mond trekken; make one’s mouth water, iemand doen watertanden; by the mouth of, bij monde van; be in everybody’s mouth, overal besproken worden; over de tong gaan; II. bijten aan [aas], in...

2024-04-20
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

mouth

mond; m. breathing mond-ademhaling.