Wat is de betekenis van moot?

(19e eeuw) (Barg.) mooie vrouw. Aantekening van Boekenoogen. Vgl. stoot*; stuk*. • Ik heb trouwens later een Arabische moot genaaid aan dek van de lijndienst Alqqueciras-Tanger... (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964) • Het beeld is vleiend voor Daphne, die ginnegapt bij zijn barokke lyriek. Maar hij overdrijft wel weer wat, lijkt me: hij mo...

moot - Zelfstandignaamwoord 1. een gesneden stuk vis ♢ In het blikje zit een moot tonijn.

moot - zelfstandig naamwoord 1. afgesneden stuk vis ♢ik heb een prachtige moot zalm gekocht 1. iets aan mootjes hakken [in kleine stukjes] 2. iemand aan mootjes hakken ...

Schijf of plak gesneden van plat of rondvis.

De verwensing val in moten voor mijn poten! drukt woede, minachting en opperste onverschilligheid over het lot van een opponent uit en kan weergegeven worden met ‘sterf, val dood’. Men vindt deze regel in het verwensingsrijmpje barst, verrek, verrot, verteer enz. zie barsten, vallen.

moot - sexueel aantrekkelijke, mooie vrouw. In het begin van deze eeuw, volgens Aant. BOEKENOOGEN, te Amsterdam ook voor ‘meid, maitresse’ (vgl. brok, dijk, stuk).

(de, moten), 1. ros, d.i. stengellid van suikerriet. Die ander heeft z'n hand geslagen om z’n schouder, hemd opengesprongen, mooi van borst, net of hij van bauxiet gemaakt is, prachtige nek heeft hij, als het dikste riet, één glanzende moot daarvan ( ) (Cairo 1980a: 96). 2. (vaak: mootje) partje van sinaasappel of andere c...

mote, skyf, stuk; vallei tussen heuwelrüens.

s., moat.