monter
opgewek, lewendig.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. (op)stijgen, rijzen; naar boven gaan; (op)klimmen; bedragen; ça monte, het gaat hier de hoogte in; het loopt op [tot een hoog bedrag]; monter trop, te hoog zijn [v. kraag]; monter et descendre, trap op, trap al lopen; stijgen en dalen, op- en aflopen; monter à âne, ezeltje rijden; monter à bicyclette, fietsen; monter &...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: