mondstuk
mondstuk - Zelfstandignaamwoord 1. (muziek) dat deel van een blaasinstrument dat in de mond genomen wordt of aan de lippen gezet
Wiktionary (2019)
mondstuk - Zelfstandignaamwoord 1. (muziek) dat deel van een blaasinstrument dat in de mond genomen wordt of aan de lippen gezet
Muiswerk Educatief (2017)
mondstuk - zelfstandig naamwoord uitspraak: mond-stuk 1. deel van een blaasinstrument dat je tegen je lippen zet ♢het mondstuk van de trompet was helemaal nat 2. deel van een filtersigaret dat je in de mond neemt ...
Getty Research Institute (1990)
mondstuk - Componenten van blaasinstrumenten die in of tegen de mond van de speler worden geplaatst en die samen met de lippen van de speler of het riet, de toongenerator vormen.
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
deel van blaasinstrument, ens., wat in mond fneern word; voorste deel van kanonloop; deel van toomstang (in dier se bek); iem. wat namens ander praat; blad waarin beleid gepropageer word.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-ken), 1. dat deel van een blaasinstrument waaraan men de lippen zet; 2. deel van een tabaks- of sigarenpijp dat men tussen de lippen houdt: een pijpje met barnstenen mondstuk; — ook: anders gekleurd gedeelte van een sigaret dat in de mond wordt genomen: sigaretten met gouden mondstuk; 3. bit in de mond van een paard; 4....
M. J. Koenen's (1937)
o. -stukken; 1. het bit in de mond v. e. paard: een ijzeren mondstuk; 2. deel v. e. pijp, dat men tussen de lippen houdt: een pijp met barnstenen mondstuk; 3. bij een blaasinstrument: het gedeelte, waaraan men de lippen zet: een fluit met zilveren mondstuk.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: