Wat is de betekenis van mondig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mondig

mondig - Bijvoeglijk naamwoord 1. (juridisch) meerderjarig en toerekeningsvatbaar 2. met de mogelijkheid van zich af te bijten, sociaal weerbaar Woordherkomst afgeleid van mond met het achtervoegsel -ig Antoniemen onmondig

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

mondig

mondig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: mon-dig 1. in staat om voor jezelf op te komen ♢de dokter heeft te maken met mondige patiënten Bijvoeglijk naamwoord: mon-dig ... is mondiger dan ... h...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

mondig

meerderjarig (21 jaar oud).

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mondig

adj., mounich.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mondig

bn., niet meer onder een voogd staand, meerderjarig; ook oneig. van een gemeenschap gezegd.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mondig

bn.; meerderjarig.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mondig

('mondәch) bn. 1. Verh. meerderjarig : de jongen is -; de -e jaren. 2. stout in het spreken : een wijƒ.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Mondig

(meerderjarig), van een oud woord mont of mond, dat hand, bescherming beteekende. Mondig wil dus letterlijk zeggen: geschikt of oud genoeg om zich zelf te kunnen beschermen. Een momber was vroeger de naam voor weesvader of voogd, van: mond-ber = mond (of bescherming) dragende. Zoo spreekt men nog van Momberkamer („wees- en momberkamer”)...