Wat is de betekenis van moedeloos?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

moedeloos

moedeloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. somber doordat men de hoop heeft verloren Door de vele nederlagen werden onze ploeggenoten moedeloos. Woordherkomst Afgeleid van moed met het achtervoegsel -loos en met het invoegsel -e-. Synoniemen neerslachtig

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

moedeloos

moedeloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: moe-de-loos 1. in een zeer sombere stemming ♢wéér een onvoldoende, het is om moedeloos van te worden! Bijvoeglijk naamwoord: moe-de-loos ... is moedelozer dan ... ...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

moedeloos

sonder moed, neerslagtig.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Moedeloos

adj. & adv., moedeleas, mismoedich, oerlau(wich); — worden, der yn forslaen; — zijn, de earmen slop by it liif delhingje litte.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Moedeloos

bn. bw. (...lozer, -t), ontmoedigd, door teleurstelling zijn vertrouwen verloren hebbende: de zieke is geheel moedeloos; het is om er moedeloos onder te worden.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

moedeloos

bn., bw.; moedelozer, -t; door ontmoedigende teleurstellingen zijn vertrouwen op het welslagen van iets verloren hebbende; ontmoedigd.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

moedeloos

('moedəlo:s) bn. en bw. (...lozer, -t) door teleurstelling zonder moed, zonder vertrouwen : door tegenspoed geworden; praten; ...loze aanspraken. Syn,. → mismoedig.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Moedeloos

Moedeloos bn. bw. (...loozer, -t), zonder moed, ontmoedigd, alle hoop verloren hebbende: de zieke is geheel moedeloos; het is om er moedeloos onder te worden. MOEDELOOSHEID, v.