Wat is de betekenis van Mistig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mistig

mistig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met mist, met beperkt zicht door mist Een kille mistige novemberdag. Woordherkomst Afgeleid van mist met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen nevelig, heiig

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

mistig

mistig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: mis-tig 1. niet helder door mist ♢het was te mistig om de overkant te zien 2. onduidelijk, niet helder, vaag ♢het beeld op het beeldscherm was mistig ...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

mistig

met mis, newelig.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mistig

adj., damp, dampich, mistich, dizich, dizenich; — weer, gaudieve-, gaudiefs-, moardnerswaer (it), tsjok waer (it); het is erg —, it is in lytse wrâld.

2024-04-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Mistig

vol mest; mistig.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mistig

bn. (-er, -st), 1. vervuld van —; met mist, nevelig : mistig weer ; een mistige dag ; het was van morgen zo mistig, dat de boot niet kon varen; 2. heiig, wazig, onhelder (door de grote afstand); 3. (fig.) onhelder: donkere en mistige gedachten.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mistig

bn.; niet helder, doordat er mist is: nevelig, dampig: mistig weer.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mistig

('mistәch) bn. en bw. (-er, -st) 1. niet helder wegens de mist: weer; een -e dag, lucht. 2. onhelder door de grote afstand, ook zonder mist: ~e verte. 3. onduidelijk, vaag, wazig: -e denkbeelden, gedachten.