Wat is de betekenis van mister?

2024-03-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

mister

(zelfstandig naamwoord) [alg.] mijnheer …, dé man van de/het …; meneertje ... - De Nederlandse biografie van Wim Duisenberg heet 'Mijnheer Euro', maar dan op zijn Engels. - Vergeleken met Meneertje Stijlvol oogden wij als heikneuters in ons stijve zondagse pak.

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

mister

(1969) (< Eng.) iemand die erg wordt geassocieerd met of de vertegenwoordiger is van iets (een bepaalde sport, club enz.). • Nerio Rocco zei het met een brede glimlach. Hij klopte veelbetekenend op de zak van zijn zware winterjas, waaruit uitdagend het maartnummer van Engelands grote voetbalmaandblad Football stak. Onder het opschrift: &ldq...

2024-03-29
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

mister

(zn) onderwijzer BM, EK, HP, TM.

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Mister

mijnheer (E)

2024-03-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

mister

geschreven: Mr., mijnheer, de Heer; baas.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mister

(Eng.), mijnheer.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mister

m.; Eng. mijnheer, geschreven vóór de familienaam en dan steeds Mr.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mister

('mistә) m. (-s) [Eng.] mijnheer.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Mister

verkort tot Mr., de heer, mijnheer, engelsche aanspraak voor personen die geen titel hebben.