Wat is de betekenis van Minzaam?

2025-06-25
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Minzaam

bn. bw. (...zamer, -st), 1. beminnelijk, vriendelijk in de omgang, innemend: iem. minzaam ontvangen, bejegenen; 2. (in ’t bijz.) welwillend tgov. iem. van lagere rang : de vorst onderhield zich minzaam met de aanwezigen ; — thans veelal iron.

2025-06-25
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

minzaam

Minzaam betekent vriendelijk, beleefd en welwillend in houding of gedrag. Het wordt vaak gebruikt om iemands zachtaardige, hartelijke of hoffelijke manier van doen te beschrijven. Synoniemen zijn: vriendelijk, hoffelijk, voorkomend, welwillend.

2025-06-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

minzaam

minzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. beleefd en vriendelijk tegen iemand die je minder acht dan jezelf Hij sprak op minzame manier met zijn knecht. Woordherkomst Naamwoord van handeling van minnen met het achtervoegsel -zaam

2025-06-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

minzaam

minzaam - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: min-zaam 1. vriendelijk, maar wel een beetje uit de hoogte ♢mevrouw Van Tefelen gaf hem een minzaam knikje Bijvoeglijk naamwoord: min-zaam ... is minzamer dan ... ...

2025-06-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Minzaam

Het woord minzaam wordt veelal gebezigd wanneer men wil uitdrukken dat een hooggeplaatst persoon welwillend en vriendelijk optreedt tegenover mensen met een lagere positie. Men zegt dat de koningin minzaam dankte voor het gejuich waarmee zij werd begroet. Het woord minzaam kwam al in het Middelnederlands voor. Men acht het waarschijnlijk dat het na...

2025-06-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Minzaam

adj. & adv., minlik.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

minzaam

bn., bw.; minzamer, -st; vriendelijk; welwillend tegenover iem. van lagere rang, dikwijls ir.