Wat is de betekenis van Minister-resident?

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Minister-resident

m. (-s-en), zaakgelastigde (3de klasse) van een staat of een vorst.

2024-04-18
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Minister-Resident

diplomatieke vertegenwoordiger van lagere rang dan gezant. Ned. heeft geen Min.-Res.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

minister-resident

m. ministers-residenten; zaakgelastigde, vertegenwoordiger van een staat bij een vreemde mogendheid of op een internationale conferentie, in rang volgende op die van gezant.

2024-04-18
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Minister-resident

Minister-resident, - zie DIPLOMATIEKE AGENTEN.

2024-04-18
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Minister-resident

gevolmachtigd minister van een regeering of een vorst bij een andere regeering (zie Gezant 3).

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Minister-resident

Minister-resident m. (-s, -en), een gezant van minderen rang (3e klasse), een zaakgelastigde van een staat of een vorst.

2024-04-18
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Minister-resident

zie Afgezant.