Wat is de betekenis van meuten?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

meuten

(1984) (Rotterdam.) babbelen, zeuren. Talrijke syn. in de volkstaal: azijnzeiken*; beunnaaien*; bitchen*; bleppen*; dimdammen*; discuzeuren*; donderen*; donderjagen*; drammen*; eieren*; eikelen*; emmeren*; etterbakken*; etteren*; fucken*; gallen*; gorten*; hassebassen*; ielen*; kalegezichten*; kanenbraden*; kankeren*; karnen*; keutelen*; klassinere...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

meuten

meuten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord meute