Wat is de betekenis van meubelstuk?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

meubelstuk

(2013) (spot.) iemand die frequent aanwezig is in een bepaald uitgaansetablissement. Vgl. tot het meubilair* behoren. • Flip kijkt rechts van hem in het gezicht van Janus Zuiderwijk, het vaste meubelstuk. (P. Waterman: De succulentenkweker. 2007) • (Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar: Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

meubelstuk

meubelstuk - Zelfstandignaamwoord 1. voorwerp dat behoort tot de inrichting van een kamer, zoals een bank, stoel, tafel, kast, bed etc Woordherkomst samenstelling van meubel en stuk Synoniemen meubel Verwante begrippen meubilair, meubileren

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

meubelstuk

meubelstuk - zelfstandig naamwoord uitspraak: meu-bel-stuk 1. voorwerp voor in de huiskamer ♢dit meubelstuk is nog van opa geweest Zelfstandig naamwoord: meu-bel-stuk het meubelstuk de meubelst...

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Meubelstuk

o. (-ken), meubel: een kostbaar meubelstuk; (fig.) een raar meubelstuk, een vreemdsoortig mens.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

meubelstuk

o. -stukken; meubel.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

meubelstuk

o. (-ken), 1. meubel; 2. lastig persoon; iemand die lang met een familie of instelling verbonden is.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)