Métier
[Fr., van Lat. ministerium = dienst, ambt, van minister = dienaar; vgl. minor = de mindere] handwerk, stiel, beroep, vak.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr., van Lat. ministerium = dienst, ambt, van minister = dienaar; vgl. minor = de mindere] handwerk, stiel, beroep, vak.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
ambacht, handwerk; vak, beroep; weefgetouw; métier à broder (à tapisserie), borduurraam; métier à tisser, weefgetouw; apprendre à qn. son métier, iemand eens een lesje geven; avoir du métier, veel techniek hebben; faire métier de tuer, altijd en eeuwig moorden; faire le métier de...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: