Met den mond vol tanden staan (of zitten)
D.w.z. niets zeggen ter verdediging, geen woord kunnen uitbrengen, beteuterd zijn; syn. voor snot en vuile boter staan1); eig. alleen tanden en geen tong hebben. Sedert de 17de eeuw bekend; o.a. te vinden in Com. Vet. 85: Daer staen wy dan en kijcken met een mondt vol tanden; Smetius, 243: Daer stond hy met den mond vol tanden; De Bru...