Wat is de betekenis van merg?

(19e eeuw) (Zaanstreek) mannelijk zaad. Zie ook: merg pompen. • merg (blz. 277). Ook: mannelijk zaad. Vgl. bij pompen (aanh). (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971. Aanvullingen)

merg - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) het zachte weefsel in de kern van een bot ♢ Als het merg is aangetast door radioactiviteit worden er geen rode bloodlichaampjes meer aangemaakt. 2. (plantkunde) het parenchymatische binnenste gedeelte van de plantenstengel of wortel Synoniemen...

merg - zelfstandig naamwoord 1. zachte, vette stof, binnenin een bot ♢moeder Susan deed altijd een mergpijp in de soep 1. dat geluid gaat door merg en been [is heel indringend] Zelfstandig naamwoo...

merg - Het binnenste of middelste deel van een structuur, zoals van een haar.

merg - mann. zaad; volgens Aant. BOEKENOOCEN ook merg pompen, masturberen. Ic gelove best dat die cleyne kinderen comen meest bi gebreke vander maen (als er geen maan is, V.) want dye mans hebben dan minst merch inne, Evang. v. d. Spinr. 43 [± 1520].Daar je moogt de bout ontleeden, Van het zoetste Schaapevleis. Maar je moet het zelf bedroope...

(medulla). 1. Het binnenste, in veel samenstellingen; bv. beenmerg, bijniermerg, ruggemerg. 2. Bij tweezaadlobbige planten het losse parenchymatische weefsel, dat binnen de vaatbundels ligt. Bij éénzaadlobbige planten het losse weefsel in de stengels.

sien murg.

1. (plantk.) Het weefsel, dat men in de meeste stengels, ook wel in wortels der hogere planten - althans zolang zij nog primaire structuur hebben (z. Anatomie) - in het centrum, dus binnen de vaatbundels aantreft. Meestal is het een zuiver parenchymalisch weefsel zonder in de lengte gestrekte elementen. Ook nadat de secundaire diktegroei de bouw va...

zie medulla, myeline; zie ook beenmerg, ruggemerg, witte stof en bijnier.