Wat is de betekenis van Mensch?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mensch

mensch - Zelfstandignaamwoord 1. verouderde spelling of vorm van mens van vóór 1946/47 Zie ook Mensch

2024-03-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Mensch

1. mens; man, kerel. 2. vrouwmens, meid, deerne.

2024-03-29
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Mensch

(homo sapiens), hoogst ontwikkelde meest gedifferentieerde zoogdier, onderscheidt zich daarvan door opgerichten gang, onderbroken beharing, grootere hersenmassa, een gearticuleerde taal en een individueele ziel. Lichamelijk is hij opgebouwd uit harde ( → skelet, → haren en → nagels) en weeke deelen ( → spieren, die door → p...

2024-03-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Mensch

A) Lichaamsbouw In lichamelijk opzicht is de mensch niet af te scheiden van de dierenwereld en behoort als zoodanig tot de groep der zoogdieren. Met deze heeft de m. niet alleen het algemeene schema van bouw en verrichting gemeen, maar bovendien vertoonen de afzonderlijke organen een ver gaande overeenkomst. De geestelijke meerderwaardigheid van d...

2024-03-29
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Mensch

(zijn plaats in de Natuurlijke Historie). De Mensch mag, althans lichamelijk en in de ontwikkeling der functie’s van zijn zintuigen als het hoogste lid van de klasse der Zoogdieren worden beschouwd. Zijn geheele lichaamsbouw en ook zijn ontwikkeling, van eicel af tot volwassen individu toe, stemmen in hoofdzaak overeen met die bij de leden de...

2024-03-29
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Mensch

I. De wetenschap, die zich bezighoudt met de studie van den mensch is de anthropologie. Drie vragen treden in de anthropologie op den voorgrond :1°. de plaats van den mensch in de natuur, 2°. de ontwikkeling van het menschelijk geslacht (ouderdom ; eenheid), 3°. de beteekenis van de menschenrassen. 1. Plaats van den mensch. Wanneer wij...

2024-03-29
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Mensch

(Os. mennisko) is een tot z.n.w. geworden adj. van man in bet. van persoon (zie Man); letterlijk is mensch dus: mansch = de denkende. Mogelijk ziet het grondw. op Mannus (zie Man), den stamvader der Germanen, en dan zou de bet. zijn: afstammeling van den stamgod.

2024-03-29
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Mensch

(zijn plaats . in de Natuurlijke Historie). Dat de Mensch, althans lichamelijk en in de ontwikkeling der zinnelijke vermogens van zijn zieleleven, als het Iioogste lid van de Klasse der Zoogdieren mag worden beschouwd, wordt zelfs erkend door den geleerden Pater Jezuiet E. Wasmann, een dierkundige van grooten naam. Zijn geheele lichaamsbouw en ook...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mensch

Mensch m. (-en), een tot de klasse der zoogdieren behoorend schepsel, dat zich inz. door zijn rede en zijne taal van andere dieren onderscheidt; redelijk wezen; persoon: God schiep den mensch naar zijn beeld; een jong, volwassen, oud mensch; hij bekommert zich niet om het oordeel der menschen; geen mensch, geen mensch ter wereld weet het, niemand;...