Wat is de betekenis van Menistenhemel?

2025-11-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Menistenhemel

(18e eeuw) bijnaam van de streek aan de Utrechtse Vecht, waar destijds veel rijke Doopsgezinden buitenverblijven hadden. Kijk ook onder Menisten*. • Hij is naar den Mennisten-hemel vertrokken. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862) • Pieter van der Vecht is naar den Mennisten hemel vertrokken en hen...

2025-11-16
Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Menistenhemel

Lustoord, doelend op de fraaie buitenplaatsen aan de Vecht, die door de menisten werden bewoond.

2025-11-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

menistenhemel

m.; de Vechtboorden, in de 18e eeuw, met fraaie buitenplaatsen van Menisten tussen Loenen en Maarssen.

2025-11-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

menistenhemel

(me'nistən) m. de Vechtstreek, waar de rijke menisten in de XVIIIde eeuw fraaie buitenverblijven hadden.

2025-11-16
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Menistenhemel

Menistenhemel - landstreek aan de Vecht, tusschen Loenen en Maarsen, met fraaie buitenverblijven, indertijd door rijke Doopsgezinden (meest Amsterdamsche kooplieden) gesticht.

2025-11-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

menistenhemel

m., heerlijk oord, m.n. ben. voor de Vechtstreek in de 18e eeuw, waar vele doopsgezinde kooplieden grote buitenplaatsen hadden.

Gerelateerde zoekopdrachten