Wat is de betekenis van menigvuldig?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

menigvuldig

menigvuldig - Bijvoeglijk naamwoord 1. (formeel) talrijk, frequent 2. veelsoortig, velerlei, verschillend Woordherkomst afgeleid van menig met het achtervoegsel -vuldig

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

menigvuldig

talryk, baie.

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Menigvuldig

adj. & adv., mennichfâld(ich), mannichfâld(ich).

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Menigvuldig

bn. bw., 1. velerlei, van veel soorten, talrijk: om uw menigvuldige zwakheden; een volk, menigvuldig als het stof der aarde; 2. (vero.) herhaaldelijk, dikwijls.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

menigvuldig

(menəch'fuldəch) (-er, -st) I. bn. talrijk, veel, overvloedig : -e zwakheden; een volk, als het stof der aarde; de dorpen zijn niet in die streek. - II, bw. 1. op allerlei wijze: zondigen. 2. herhaaldelijk, vaak : dat komt -er voor.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)