Wat is de betekenis van men?

2024-04-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

men

(zelfstandig naamwoord) [alg.] heren, mannen - Er zijn steeds meer geurtjes voor mannen op de markt.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

men

men - voornaamwoord 1. als je niet precies aangeeft wie je bedoelt ♢men rijdt daar erg hard Voornaamwoord: men

2024-04-25
Mythologische Encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

MEN

Bij de Phrygiërs: een mannelijke personificatie van de maan.

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

men

gemen, met die toom bestier; makmaak, afrig (‘n dier), tem.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Men

pron.; (de spreker insluitend), men; — zegt, hja sizze, der wurdt sein.

2024-04-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

men

meerv. v. man.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Men

I. onbep. vnw., 1. de mensen: men zegt, er wordt gezegd, verhaald; 2. alle personen, of ook een enkel persoon, waarvan in een bep. geval sprake kan wezen: men zou zeggen dat je nog niets hebt geleerd! 3. omschrijvende aanduiding van een derde persoon, gebruikt als men schijnbaar niet wil te kennen geven wie men bedoelt: ha...