Wat is de betekenis van melis?

I. MELIS v., broodsuiker (vroeger een mindere kwaliteit van broodsuiker). II. MELIS m., (Barg.) zak, buik. III. MELIS MELISSE, v., (plantk.) citroenkruid, geneeskrachtige plant die in de landen om de Middellandse zee veelvuldig voorkomt (Melissa officinalis).

(16e eeuw) (ook wel: God Melis (in de halve maan)) (Barg., spot.) de heilige hostie (van meel). Het WNT citeert o.a. “Zinne-beelden, oft Adams Appel (1622-1642)” van J. van der Veen: “Haalt Broer Cornelis, Met sijn wit gebacken Melis, met sijn Keers, sijn Cruys, sijn Bel.” • De hostie werd bespot met den naam van &ldquo...

Zie Aemilius

melis - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) (medisch) (kruid) Melissa officinalis, een vaste plant die naar citroen ruikt; van de bladeren kan thee gezet worden Synoniemen bijenkruid, citroenmelisse, melisse

zie God Melis.

[vgl. Lat. mel, Gr. meli = honig] broodsuiker.

witte suiker; broodsuiker (vero.)

Henricus Joannes; geb. Sas van Gent 1 september 1845, overl. Rotterdam 14 maart 1923. Sinds 1895 in deze stad werkzaam. Hij verwierf als leerling tekenen op de Rotterdamse Akademie v. B.K. 2 medailles en legde zich daarna uitsluitend op de schilderkunst toe. Gaf les aan F. H. Broeksmit, J. A. de Graaff en H. A. Haverkorn van Rijsewijk. Schilderde...

melis - vr. geslachtsdeel. Zie meluk.

m -> Aemilius.

halffijne suiker; citroenkruid.