Wat is de betekenis van mekkeren?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

mekkeren

(1941) (inf.) zeuren; zaniken; leuteren. Klanknabootsend (naar het stemgeluid van geiten of schapen). • Je hoort niet meer mekkeren over het ontbreken van auto of taxi, want met stalen vleugels aangebonden zweven de menschen over het gestolde water en gaan “even” naar Purmerend, naar Hoorn of Alkmaar. (De Telegraaf, 10/01/1941) &b...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mekkeren

mekkeren - Werkwoord 1. (inerg) (dierengeluid) het geluid van een geit maken Als ik de geiten in de wei hoor mekkeren weet ik dat ik dichtbij huis ben. 2. iemand zingend in slaap wiegen Zijn moeder moest hem altijd rustig mekkeren, anders bleef hij de hel...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mekkeren

v., nok(ker)je.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mekkeren

(mekkerde, heeft gemekkerd) herhaald mekken.

2024-04-19
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mekkeren

Mekkeren herhaald mekken.