Wat is de betekenis van meimus?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

meimus

(1906) (< Jidd. meimes) (Barg.) dood: 'meimus gaan'. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Als hij pateris ging, kreeg hij nog een fijn rouwkransje van haar op zijn krieken-kist; als hij mijimis ging... Maar hij wist te veel van haar, veel te veel. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk....

2024-04-19
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

meimus

(< Jidd. meimes, dood < Hebr. meimis, dodend), dood: As ’t an jou lag, had ’k toch mortje gegaan, je begraapt toch wel als ik hier noakint had motte sitte, dat ik eifegoed maamis had gegoan, SMIS1 64.

2024-04-19
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Meimus

dood; barg, van Jiddisch meimes.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Meimus

(Barg.) dood

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Meimus

bn., (Barg.) dood: hij gaat meimus; ik zal je meimus slaan.

2024-04-19
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

meimus

dood. Hij gaat meimus, ik zal je meimus slaan.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

meimus

meimus - (argot) dood.

Gerelateerde zoekopdrachten