Wat is de betekenis van medicus?

2023-12-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

medicus

medicus - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) (beroep) een persoon die gerechtigd is de geneeskunde te beoefenen, een arts, dokter, geneesheer, geneeskundige Woordherkomst afgeleid van het Latijn met het achtervoegsel -icus

2023-12-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

medicus

medicus - zelfstandig naamwoord uitspraak: me-di-cus 1. wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen ♢een medicus heeft tot doel om zieken beter te maken Zelfstandig naamwoord: me-di-cus de medicus ...

Direct alle resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-02
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

medicus

(uitspraak: MEE-die-kus) Zie (ook) arts, dokter, paramedicus

2023-12-02
Verklarend Woordenboek Plantennamen

Dr. C. A. Backer (1936)

medicus

médicus (-a, -um), - Lat. transcr. van Gr. mêdĭkos (van Mêdoi, de Meden, oude volksstam in W.-Azië): afkomstig uit het land der Meden, Medisch, bij uitbreiding Perzisch.

2023-12-02
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Medicus

[Lat.] geneesheer; student in de medicijnen.

2023-12-02
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Medicus

arts; geneesheer

2023-12-02
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Medicus

geneesheer

2023-12-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Medicus

(Lat.) m. (...ci), 1. geneesheer, dokter. 2. student in de medicijnen.

2023-12-02
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Mĕdĭcus

genezend, heilzaam, genees-, ars, geneeskunst, Ov. | subst., medicus, i, m. ringvinger, vierde vinger; arts, wondarts.

2023-12-02
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

medicus

geneeskundige, arts.

2023-12-02
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

medicus

(Lat.) m. geneesheer, dokter.

2023-12-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

medicus

m. medici; Lat. geneesheer, dokter; student in de medicijnen.

2023-12-02
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

medicus

(Lat), m. geneesheer.

2023-12-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

medicus

('me:dikus) m. (...ci) (spr. si) [Lat.] 1. geneesheer, dokter. 2. Uitbr. student in de medicijnen.

2023-12-02
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Medicus

(Lat.), arts.

2023-12-02
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Médicus

(Lat.), arts.

2023-12-02
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

medicus

[Lat.], m. (medici), 1. arts, geneesheer, dokter; 2. student in de medicijnen.

2023-12-02
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

medicus

medicus - m,, geneesheer.

2023-12-02
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Medicus

geneesheer, dokter, arts; medicaster: onkundig geneesheer, kwakzalver; medicament: geneesmiddel; medicinaal: geneeskundig, ook: geneeskrachtig; medicabel: geneeslijk, heelbaar; medicineer en: als medicus werkzaam zijn; ook: onder dokters behandeling zijn; medisch: betrekking hebbende op de geneeskunde.

2023-12-02
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Medicus

geneesheer.