Wat is de betekenis van maskeren?

maskéren - Werkwoord 1. (ov) de ware aard van iets verhullen ♢ Sterke kruiden maskeerden de smaak van het halfbedorven vlees. máskeren - Werkwoord 1. (refl) zich ~: een masker opzetten. ♢ Zij maskerden zich voor een gemaskerd bal....

maskeren - regelmatig werkwoord uitspraak: mas-ke-ren 1. ervoor zorgen dat anderen het niet zien of merken ♢hij maskeerde zijn verdriet door overdreven vrolijk te doen 1. je bedoelingen maskeren [n...

maskeren: dopingmaskerend middel.

(o.) aanbieding van ruis aan het niet te testen oor, om overhoren te voorkomen; over~, treedt op als de geluidssterkte van de ruis zo groot is, dat daardoor de meting van het te testen oor middels beengeleiding wordt verstoort

[Fr. masquer] 1. vermommen, verbergen, verbloemen; 2. (cul.) bedekken of beleggen met saus, deeg of iets dergelijks.

aan het oog onttrekken; met een masker bedekken

afdekken van een deel van een foto, bijv. de achtergrond.

vermommen, verbergen, verbloemen.

...