Wat is de betekenis van markies?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

markies

markies - Zelfstandignaamwoord 1. (adel) adelijke titel 2. (adel) heer van een markiezaat Synoniemen markgraaf

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

markies

markies - zelfstandig naamwoord uitspraak: mar-kies 1. iemand van adel die vroeger een bepaald gebied bestuurde ♢daar verscheen de markies van Carabas 2. opvouwbaar zonnescherm aan de buitenkant ...

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Markies

1. [Fr. marquis, OFr. marchis, It marchese; zie mark] oorspr.: heer aan het hoofd van een (grens)mark gesteld; thans: bep. adellijke rang tussen graaf en hertog. 2. [Fr. marquise] bep. zonnescherm.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Markies

markgraaf; opvouwbaar zonnescherm

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

markies

markgraaf.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Markies

(<Fr.),m. (...kiezen), markgraaf (als titel).

2024-04-19
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Markies

of markgraaf, adellijke titel staande tussen hertog en graaf ; markgraaf had vroeger bestuur over grensgouw (mark), bezat grote zelfstandigheid en nam eerder dan een graaf de rechten over van een hertog, die onder de keizer of koning zelf stond.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

markies

m. markiezen; (Fr. markgraaf): nu in Frankrijk, Italië en Engeland: titel; ook: zonnescherm.