markies
markies - Zelfstandignaamwoord 1. (adel) adelijke titel 2. (adel) heer van een markiezaat Synoniemen markgraaf
Wiktionary (2019)
markies - Zelfstandignaamwoord 1. (adel) adelijke titel 2. (adel) heer van een markiezaat Synoniemen markgraaf
Muiswerk Educatief (2017)
markies - zelfstandig naamwoord uitspraak: mar-kies 1. iemand van adel die vroeger een bepaald gebied bestuurde ♢daar verscheen de markies van Carabas 2. opvouwbaar zonnescherm aan de buitenkant ...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
1. [Fr. marquis, OFr. marchis, It marchese; zie mark] oorspr.: heer aan het hoofd van een (grens)mark gesteld; thans: bep. adellijke rang tussen graaf en hertog. 2. [Fr. marquise] bep. zonnescherm.
Winkler Prins (1949)
of markgraaf, adellijke titel staande tussen hertog en graaf ; markgraaf had vroeger bestuur over grensgouw (mark), bezat grote zelfstandigheid en nam eerder dan een graaf de rechten over van een hertog, die onder de keizer of koning zelf stond.
M. J. Koenen's (1937)
m. markiezen; (Fr. markgraaf): nu in Frankrijk, Italië en Engeland: titel; ook: zonnescherm.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: