maren
(telkens) tegenwerpingen maken. steeds "maar" zeggen als eerste woord van bezwaren die men aanvoert; soms ook algemener: (telkens) tegenwerpingen maken. Vaak in de verbinding niets te maren, als berispende opmerking dat protest niet baat. Voorbeelden: Alleen maar lof? Of heb ik wat te maren? Laat ik ook maar even gaa...