Wat is de betekenis van manspersoon?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

manspersoon

manspersoon - Zelfstandignaamwoord 1. een persoon van het mannelijk geslacht, man Woordherkomst samenstelling van man en persoon met het invoegsel -s- Synoniemen gast, gozer, kerel, manmens, vent

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Manspersoon

s., man(s)keardel, manspersoan, manminske (it).

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Manspersoon

o. (...sonen), man, mannelijk individu.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

manspersoon

m. en o. manspersonen; man.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

manspersoon

m. (-sonen), man, mannelijk individu.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Manspersoon

MANSPERSOON, o. (...sonen), man; ...PLICHT, m. (-en); ...ROK, m. (-ken); ...SCHILD, o. (plantk.) mansbloed; ...SCHOEN, m. (-en); ...VADER, m. ! i (-s), schoonvader van manswege; ...WEGE (VAN —), | van den kant, de zijde van den man; ...WERK, o. werk van een man; ...ZUSTER, v. (-s), schoonzuster, behuwdzuster.