mannetjesputter
(1861) (Barg.) gespierde man of vrouw. In het Maastrichts dialect kent men het woord 'menschesputter' voor een onverschrokkken, veeldurvende vrouw. Mensche: mannetje. • Het is een rechte Trijn van Limpen, een Kenau, een mannetjesputter; aldus naar Catharina, vrouw van Jan Jakobsz. van Leemput. (Harrebomée. 1861) • Koo “de k...