Wat is de betekenis van mannen?

2024-10-11
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-11
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mannen

mannen - Werkwoord 1. mannen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord man

2024-10-11
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

mannen

Kan soms een eufemisme zijn voor homoseksuelen. Kijk onder homofiel*. Mannen die prostituees bezoeken, politiek correcte term voor hoerenlopers. Uit deze laatste term spreekt namelijk morele veroordeling, afkeuring. De pooiers doen noodgedwongen aan upgrading en worden op hun wenken bediend; overal heten ze tegenwoordig ‘seksexploitanten’. Op de ra...

2024-10-11
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

mannen

mannen - Verwijst naar mannelijke personen vanaf jonge volwassenheid tot gevorderde leeftijd.

2024-10-11
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mannen

(mande, heeft gemand), 1. de baas blijven, aankunnen : ik zal hem wel mannen; hij zal dat werk wel mannen, in orde brengen; 2. (scheepst.) van man tot man (d.i. van hand tot hand) overgeven (b.v. bij het lossen en laden van kleine voorwerpen).

2024-10-11
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mannen

mande, heeft gemand; beheersen, aan kunnen: die boot kun je alleen niet mannen.

2024-10-11
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mannen

(mande, heeft gemand) overbrengen door van man tot man door te geven : kogels -.

2024-10-11
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

mannen

(mande, heeft gemand), 1. de baas blijven, aankunnen: ik zal hem wel mannen; hij zal dat werk wel mannen, in orde brengen; 2. van man tot man (d.i. van hand tot hand) overgeven (b.v. bij het lossen en laden van kleine voorwerpen).

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-11
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mannen

MANNEN, (mande, heeft gemand), een man nemen, trouwen; — (zeew.) bemannen (een schip); — van man tot man (d i. van hand tot hand) overgeven (b. v. bij het lossen en laden van kleine voorwerpen).