Wat is de betekenis van mangel?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mangel

mangel - Zelfstandignaamwoord 1. (gereedschap) een werktuig met twee tegen elkaar draaiende rollen om wasgoed tegelijk glad te strijken en er het vocht uit te persen 2. (plantkunde) mangelwortel 3. in mangel; in ruil mangel - Zelfstandignaamwoord 1. (verouderd) gebrek, fout 2. (verouderd) gebrek (aan iets), ontbr...

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Mangel

1. [VLat. mango, mangonis = oorlogstuig om stenen te slingeren, van Gr. magganon] toestel met twee of meer draaiende cilinders waartussen wasgoed wordt uitgeperst en glad gestreken. 2. [Du. Mangel] gebrek (bijv.: mangel aan geld hebben).

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Mangel

rollenpers; gebrek

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

mangel

Gebrek (aan iets), het ontbreken (van iets), gemis; ook: behoefte (aan iets). Zijn mangel aan geestdrift ergerde zijn zuster geweldig, dat kon je zien, ELSSCHOT 1960, 329. De oude staarde hem vanonder de zware, grijze wenkbrauwen fel aan; hij zag er gebelgd uit wegens de onderbreking, de onverhoedse mangel aan belangstelling, VAN AKEN 1965, 140....

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

mangel

amandelvormige keelklier; toestel met silinders wat teen mekaar draai om gewaste klere, ens., glad te maak; gebrek; afwesigheid; gemangel, met mangel gladmaak; afwesig wees, ontbreek, skeel.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mangel

s., mangel.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mangel

I. o., (ouderw.) 1. gebrek, fout; 2. gebrek (aan iets), ontstentenis, afwezigheid: bij mangel van vertrouwen. II. m. (-s), toestel met tegen elkaar draaiende cylinders om stoffen (inz. gewassen linnengoed) daartussen glad te maken; — een dergelijk toestel waarmee bij de fabricage van dakpannen een kleistrook wordt verkregen waaruit d...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mangel

I. m. mangels; werktuig om gewassen of gedroogd linnengoed glad te maken. II. o.; (verwant met mank: gebrek): bij mangel van, bij ontstentenis, bij gebrek. III. v. mangelen, mangels; volksn. amandel.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Mangel

toestel, waarbij stoffen tusschen 2 wulsen worden doorgedraaid om ze glad te maken.