Wat is de betekenis van mangel?

2023-09-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mangel

mangel - Zelfstandignaamwoord 1. (gereedschap) een werktuig met twee tegen elkaar draaiende rollen om wasgoed tegelijk glad te strijken en er het vocht uit te persen 2. (plantkunde) mangelwortel 3. in mangel; in ruil mangel - Zelfstandignaamwoord 1. (verouderd) gebrek, fout 2. (verouderd) gebrek (aan iets), ontbr...

2023-09-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Mangel

1. [VLat. mango, mangonis = oorlogstuig om stenen te slingeren, van Gr. magganon] toestel met twee of meer draaiende cilinders waartussen wasgoed wordt uitgeperst en glad gestreken. 2. [Du. Mangel] gebrek (bijv.: mangel aan geld hebben).

Direct toegang tot alle 16 resultaten over mangel?

Word nu vriend van Ensie
2023-09-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Mangel

rollenpers; gebrek

2023-09-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

mangel

Gebrek (aan iets), het ontbreken (van iets), gemis; ook: behoefte (aan iets). Zijn mangel aan geestdrift ergerde zijn zuster geweldig, dat kon je zien, ELSSCHOT 1960, 329. De oude staarde hem vanonder de zware, grijze wenkbrauwen fel aan; hij zag er gebelgd uit wegens de onderbreking, de onverhoedse mangel aan belangstelling, VAN AKEN 1965, 140....

2023-09-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mangel

s., mangel.

2023-09-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mangel

I. o., (ouderw.) 1. gebrek, fout; 2. gebrek (aan iets), ontstentenis, afwezigheid: bij mangel van vertrouwen. II. m. (-s), toestel met tegen elkaar draaiende cylinders om stoffen (inz. gewassen linnengoed) daartussen glad te maken; — een dergelijk toestel waarmee bij de fabricage van dakpannen een kleistrook wordt verkregen waaruit d...

2023-09-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mangel

I. m. mangels; werktuig om gewassen of gedroogd linnengoed glad te maken. II. o.; (verwant met mank: gebrek): bij mangel van, bij ontstentenis, bij gebrek. III. v. mangelen, mangels; volksn. amandel.

2023-09-27
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Mangel

toestel, waarbij stoffen tusschen 2 wulsen worden doorgedraaid om ze glad te maken.

2023-09-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Mangel

Machine, waarop weefsels door rollen geplet of onder druk gesloten en soepel gemaakt worden.

2023-09-27
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Mangel

Mangel - toestel om aan geweven goederen of aan papier gladheid te verleenen onder grooten druk, door middel van ahornhouten of metalen rollen, waarom heen de goederen gewikkeld zijn. De druk wordt uitgeoefend, doordat de rollen over een tafel heen en weer kunnen bewegen, bezwaard door een kist met steenen of doordat de rollen, in een verticaal ges...

2023-09-27
Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Mangel

BEN. E. Zie CONOCARPUS.

2023-09-27
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Mangel

verwant met het oude manganeel of mangeneel: steenslingerwerktuig, werpmachine (bij belegering), waarvoor ook wel mangel gevonden wordt. Vgl. ’t Italiaansch mangano = slinger, van ’t Gr. magganon = steenslinger. De mangel was vroeger een houten kist, met steenen bezwaard, de zoog. trekmangel; thans twee rollen.

2023-09-27
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Mangel

vroeger andere naam voor de catapult of blijde; in de 16de eeuw is het woord in gebruik gekomen in de beteekenis van werktuig om linnengoed glad te strijken.

2023-09-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mangel

Het begrip mangel heeft 3 verschillende betekenissen: 1. mangel - MANGEL, o. (w. g.) gebrek, ontstentenis; bij mangel van vertrouwen, bij afwezigheid van vertrouwen. 2. mangel - MANGEL, m. (-s), een houten of ijzeren werktuig om stoffen en kleedingstukken (inz. ondergoed) glad te maken door middel van draaiende houten cilinders. MANGELTJE, o. (-s)...

2023-09-27
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Mangel

zie Gebrek.

2023-09-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Mangel

Mangel, o. gmv. gebrek, ontstentenis. *-, m. (-s), werktuig om stoffen en kleedingstukken (inz. ondergoed) glad te maken. *-AAR, m. (-s), die mangelt. *-BORD, o., *-PLANK, v. (-en), deel van den mangel. *-EN, ow. gel. (ik mangelde, heb gemangeld), ontbreken, afwezig zijn. -, bw. door middel van eenen mangel glad maken; ruilen, verwisselen. *-IN...