Wat is de betekenis van malen?

2023-06-08
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

malen

(2004) (jeugd) (imperatief gebruikt) doe normaal! • Na een tijdje merkten ze dat ik zat te luisteren. 'Mááleh!' gierden ze en vroegen toen of ik verliefd was op mijn verloofde. (Yvonne Kroonenberg: Wat rijmt op huwelijk? 2004)

Lees verder

Direct toegang tot alle 20 resultaten over malen?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-08
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

malen

malen - Werkwoord 1. (ov) tussen twee harde voorwerpen fijnwrijven Ik heb verse koffie gemalen. 2. (ov) (voeding) (water) uitpompen met een molen of gemaal 3. (ov) kauwen malen - Werkwoord 1. (intr) vervelende gedachten door het hoofd laten gaan tobben 2. (verouderd) sch...

Lees verder
2023-06-08
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

malen

malen - regelmatig werkwoord uitspraak: ma-len 1. iets fijn maken ♢koffiebonen moet je eerst malen 2. niet kunnen stoppen met nadenken ♢hij ligt maar te malen over die fout ...

Lees verder
2023-06-08
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Malen

Malen - op een soepele wijze en in een gelijkmatig tempo fietsen. Fr. mouliner, tricoter, pédaler.

2023-06-08
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

malen

malen: hard en onverstoorbaar met een grote versnelling rijden.

2023-06-08
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

malen

Op een soepele wijze en in een gelijkmatig tempo fietsen. Frans: mouliner; tricoter; pédaler. Op de winderige paden en wegen door het vlakke, koude Vlaamse land maalde Bugno vorige week de kilometers weg. Zonder dat het bloed, zweet of tranen kostte. (Algemeen Dagblad, 05/04/1994)

Lees verder
2023-06-08
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

malen

(ov ww; maalde; h. gemaaid) - (in een gelijkmatig tempo) trappen, de pedalen ronddraaien.

2023-06-08
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Malen

is een werkwijze, welke ten doel heeft vaste stoffen te verkleinen. Factoren, die van invloed zijn op het resultaat van het m. en op de keuze van machines, zijn o.a. de hardheid, de structuur en het watergehalte van het materiaal. Aangezien het krachtverbruik van een maalapparaat zeer snel toeneemt naarmate men fijner maalt, moet nauwkeurig worden...

Lees verder
2023-06-08
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Malen

v., meal(l)e; water in de polder —, ynmealle.

2023-06-08
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Malen

schilderen; afschilderen; einen ins gemalte Stübchen führen, iem. om de tuin leiden; ich mal’ dir was!, dat kun je begrijpen!

2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Malen

I. (maalde, heeft gemaaid), (veroud. en dicht.) schilderen, tekenen, afbeelden, beschrijven. II. (maalde, heeft gemalen), 1. met de tanden fijn maken: zijn eten malen; 2. door middel van een molen fijn maken: koffie malen, koren malen; — ook met het voortbrengsel als voorw.: tarwebloem malen; —(spr.) die eerst komt, eerst maalt, de e...

Lees verder
2023-06-08
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Malen

(Fr. Mélin), gemeente in België, prov. Brabant. 1152 ha, 965 inw. Landbouw, witte bouwsteen.

Lees verder
2023-06-08
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

malen

I. maalde, heeft gemalen: 1. fijnmaken inz. op of in een molen; Z.-N. ook: kauwen: rogge malen, koffie malen; Z.-N. eten malen; zegsw. zie komen; 2. door een draaiende beweging verwijderen, b.v. water uit een polder: water uit de polder malen; waarschijnlijk = malen II. II. maalde, heeft gemaald: 1. zeuren, zaniken; aanhoudend over iets spreken:...

Lees verder
2023-06-08
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Malen

(Fr. Mélin), gem. in Waalsch-Brabant (VI 96 E4); opp. 1152 ha; ca. 1000 inw. (Kath.). Landbouw.

2023-06-08
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

malen

I. ('ma:lən) (maalde, heeft gemaaid) [maal IV] Veroud. 1. op papier of doek afbeelden : een stuk door van Dijck gemaaid. Syn. schetsen, schilderen, tekenen. 2. (dichterlijk) beschrijven : wie zal zijn angsten -? Syn. ➝ afbeelden. II. ('ma:lən) (maalde, heeft gemalen) 1. door kauwen met de tanden fijn maken; zijn eten -. 2. door middel...

Lees verder
2023-06-08
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Malen

Wie het eerst komt, het eerst maalt; later wel schijnbaar verbeterd in het eerst maant, daar men dacht aan om geld komen en manen. In de oudere maatschappij, toen men meer brood zelf bakte, en ’t meel bij den molenaar liet malen, wat trouwens in de dorpen nog gebeurt, was dit spreekwoord zeer pakkend; malen is dan hier bij overdracht voor zij...

Lees verder
2023-06-08
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Malen

➝Mélin.

2023-06-08
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Malen

van den Germ. wt. mal (ook mol, mel) = fijn maken; verwant zijn: molen, molm, meel, mul; ook malen = 1°. draaien (als een molen), bijv. maalstroom, en 2°. zaniken: voortdurend draaien als een molen; ook 30. mijmeren: over iets malen = zijn gedachten om één punt laten draaien. Eveneens: iemand in de maling nemen = om hem in e...

Lees verder
2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Malen

1. Malen (maalde, heeft gemaald), schetsen, teekenen, afbeelden, beschrijven. 2. Malen (maalde, heeft gemalen), fijn, tot gruis, tot stof, tot meel maken koffie, mosterd malen; inz. van koren door middel van een molen: wie heeft die tarwe gemalen ?; — (spr.) die eerst komt, die eerst maalt, de eerstgekomene wordt het eerst geholpen; —...

Lees verder
2023-06-08
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Malen

zie Beschrijven.