maken
1) (1964) (inf.) versieren. Onder invloed van het Engels (to make someone). • We rookten samen de sticks op en ik wilde haar maken, kost wat kost. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. Eerste boek. 1964) 2) (1998) (Belgisch-Limburg, straattaal) seks hebben (met iemand). • Maken: passe-partoutwerkwoord; (onder meer) seks hebben met;...