Wat is de betekenis van make-up?

2024-04-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

make-up

(zelfstandig naamwoord) [alg.] opmaak; cosmetica - Door haar opmaak konden zijn ogen niet genoeg krijgen van haar gezicht. - Ook voor cosmetica geldt meest: minder is meer.

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

make-up

make-up - Zelfstandignaamwoord 1. (cosmetica) schoonheidsproducten die worden gebruikt voor het in orde maken van het gezicht, ogen Ze gaat nooit de deur uit zonder een flinke laag make-up.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

make-up

make-up - zelfstandig naamwoord uitspraak: meek-up 1. spullen waarmee je je gezicht opmaakt ♢in de make-uptas zat alleen lippenstift en poeder Zelfstandig naamwoord: meek-up de make-up Synoniemen co...

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Make-up

[Eng. = opmaak] deel van gelaatsverzorging dat de verfraaiing van het gelaat tot doel heeft, en wel met behulp van bep. cosmetica (z.a.).

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Make-up

gezichtsverzorgende artikelen; het verzorgen van het gelaat

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Make-up

gelaatsverzorging; het grimeren van acteurs

2024-04-25
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Make-up

(Engels) de verzorging van het gelaat met schoonheidsmiddelen.

2024-04-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

make-up

1. samenstelling; gestel; gesteldheid; aankleding, uitvoering, verzorging [v. boek]; 2. grime; vermomming; 3. ’t opmaken, opmaak; 4. verzinsel.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Make-up

(Eng.), m., 1. het verven enz. van het gezicht; — het schminken van acteurs; 2. (concreet) opmaaksel: mijn make-up is bedorven.