Wat is de betekenis van mag?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

mag

(2017) (inf.) magazijn van een pistool. • Ze praten over het Glock-pistool dat ze moeten ‘leegknallen’ en waar ‘een nieuwe mag’ in moet (magazijn). (Paul Vugts: Afrekeningen. 2017)

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mag

mag - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van mogen 2. gebiedenwijs van mogen

2024-04-25
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

MAG

TU - men’s artistic gymnastics (officiële FiG-benaming voor herenturnen)

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

mag

sterkte; vermoë; groot aantal (mense); staat; gesag; produk van gelyke faktore; wetlike bevoegdheid; leer; beweegkrag; mog, reg of verlof hê om iets te doen.